Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van demonstratie onder druk

Het is een steeds terugkerend fenomeen: de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting en/of de vrijheid van demonstratie wordt afgemeten aan de inhoud, de vorm of het (ontbreken van een) doel van het uiten van een mening en/of de mate van gekwetstheid van andersdenkenden: er zou sprake zijn van “getreiter”, “provocatie”, er is “geen sprake van een doel”, etc. Als gevolg daarvan “zou het maar het beste zijn als zulke uitingen verboden zouden worden, of ergens gedaan zouden worden waar niemand er iets van merkt”.

Meningen van gelijkgestemden blijven daarbij vanzelfsprekend buiten schot. Gelijkgestemden wordt geen strobreed in de weg gelegd: het staat hen vrij om hun mening te uiten, hoe abject deze ook is. Zou daarna (bedreiging met) geweld ontstaan dan zijn daders ineens wél daders ipv “diep gekwetste slachtoffers die het niet kwalijk te nemen valt dat zij hun emoties niet in bedwang kunnen houden.

Amnesty International en het College voor de rechten van de mens

In oa artikelen van Amnesty International en het College voor de rechten van de mens worden de vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie duidelijk uitgelegd.

Amnesty International: “In principe mag de overheid aan een demonstratie geen beperkingen opleggen, behalve wanneer dat echt noodzakelijk is vanwege de openbare orde of de volksgezondheid. Demonstreren is dus geen gunst, maar een recht. De burgemeester en de politie moeten alles in het werk stellen om een demonstratie zo goed mogelijk te laten verlopen.“

Voor een demonstratie is geen vergunning vereist, wel moet een demonstratie meestal van te voren aangemeld worden. In de WOM, de Wet openbare manifestaties, zijn de volgende beperkingsgronden opgenomen:

  1. Bescherming van de gezondheid
  2. Het belang van het verkeer
  3. De bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Een demonstratie kan dus niet beperkt worden vanwege het uiten van een onwelgevallige mening. Het demonstratierecht mag zelfs niet beperkt worden als een aantal demonstranten gewelddadig of crimineel gedrag vertoont. Als men van mening is dat de wet wordt overtreden en er bv. sprake lijkt te zijn van haatzaaien, dan is het aan de staat om dit te bewijzen. De overheid mag demonstranten ook niet zomaar verwijzen naar een plek waar zij niet gehoord worden, zoals een veldje ergens achteraf. Een algemeen demonstratieverbod afkondigen voor een bepaalde plek, zoals een moskee of de plek waar een Sinterklaasintocht plaatsvindt, is ook niet toegestaan.

Het College voor de rechten van de mens: “Een demonstratie mag nooit beperkt of verboden worden vanwege de inhoud van de demonstratie. De burgemeester mag ook geen voorwaarden of beperkingen stellen aan de inhoud van uitingen tijdens een demonstratie. Dit zou namelijk het recht op vrijheid van meningsuiting beperken.

“… een verbod op demonstratie (is) aan zeer strenge eisen van verantwoording onderhevig. Dat geldt zeker ook voor een algemeen demonstratieverbod voor een bepaalde tijd of een bepaalde plaats. Daarmee worden namelijk de rechten op vrijheid van meningsuiting en betoging beperkt. In principe moet voor iedere demonstratie afzonderlijk afwegingen worden gemaakt en mag er geen algemeen demonstratieverbod worden afgekondigd. Ook worden staten opgeroepen een zekere mate van tolerantie uit te oefenen ten opzichte van vreedzame demonstraties, zelfs wanneer deze onwettig zijn.

De bescherming van het recht op betoging geldt alleen voor vreedzame demonstraties. Dat wil zeggen voor demonstraties die niet worden georganiseerd met het doel gewelddadig te worden, haat te zaaien of anderszins de fundamenten van de democratische samenleving aan te tasten. De bewijslast voor deze intenties ligt bij de overheid.

Individuele demonstranten mogen niet gehinderd worden in hun recht op vrijheid van meningsuiting en betoging omdat een aantal andere demonstranten wel gewelddadig of crimineel gedrag vertoont. Zelfs wanneer de kans op ongeregeldheden bij een openbare demonstratie groot is, door ontwikkelingen buiten de schuld van de organisatoren, blijft het recht op vrijheid van demonstratie bestaan.”

Het demonstratierecht houdt zowel een negatieve als een positieve verplichting in voor de staat. De staat mag zich in principe niet mengen in vreedzame demonstraties. Daarnaast is de staat verplicht waarborgen te scheppen zodat burgers gebruik kunnen maken van hun burgerlijke en politieke rechten, dwz dat de overheid actief voorwaarden moet scheppen en preventieve maatregelen moet treffen om vrijheid van betoging te garanderen.

Hier staat het artikel van Amnesty International en het artikel van het College van de rechten van de mens is hier te vinden.

Amnesty International complimenteert burgemeesters

Een artikel van Amnesty International op Joop.nl eindigt met een compliment aan burgemeesters die Pegida-demo’s toestaan en niet buigen voor geweld.

Amnesty International: “De burgemeester van Rotterdam mag een demonstratie niet verbieden omdat hij bang zou zijn voor mogelijke reacties van mensen die zich gekwetst voelen. Dat zou een mooie boel worden. Op die manier zou het dreigen met geweld (onbedoeld) worden beloond. Niemand is in Nederland verplicht om respect te tonen voor moskeeën, kerken, synagogen of bijvoorbeeld tradities zoals het koningshuis of Zwarte Piet. En niemand mag anderen verhinderen te demonstreren.” 

De laatste twee zinnen vatten de huidige tendens om andersdenkenden de mond te snoeren goed samen: gekwetst zijn, een gevolg van zich respectloos bejegend voelen, is geen criterium voor de inperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstratie.

Onderzoek door de Ombudsman

De Ombudsman heeft in 2018 onderzoek gedaan naar de waarborging van het demonstratierecht door de overheid. De Ombudsman roept gemeenten en politie op om demonstraties volledig en zonder voorbehoud te faciliteren. Ook moeten zij terughoudend zijn bij het opleggen van beperkingen en voorschriften. De conclusie van het onderzoek door de Ombudsman luidde:

“De overheid neigt naar risicomijdend gedrag. Overheden beschouwen het demonstratierecht in de praktijk niet zelden als onderdeel van een belangenafweging: het recht op demonstreren versus het belang van de openbare orde en veiligheid. De essentie van het grondrecht tot demonstreren moet voorop staan.

Die essentie is dat de overheid zich tot het uiterste moet inspannen om demonstraties te faciliteren en te beschermen, zodat burgers in vrijheid hun mening – hoe impopulair ook – kunnen laten horen. Elke andere houding van de overheid doet afbreuk aan de kern van het demonstratierecht.”

Het rapport van de Ombudsman is hier te lezen.

Verslag seminar NCJM (Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten): ‘Demonstreren: recht of gunst?’

Ook interessant is het verslag van een seminar van de werkgroep Staats- en bestuursrecht van de NJCM (Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten): “Demonstreren: recht of gunst?” uit 2017. Dit was een seminar waarin de beperking van (oa anti-Zwarte Piet- en Pegida-)demonstraties besproken werd.

Uitspraak Amsterdamse kantonrechter over Pegida-logo

Deze uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter (8-12 2016) is relevant vanwege de beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstratie die hieraan vooraf ging. Edwin Wagensveld, de voorman van Pegida, werd door de Amsterdamse kantonrechter in het gelijkgesteld nadat hij was aangehouden wegens het tonen van een logo waarop een hakenkruis in een prullenbak werd gegooid: de burgemeester van Amsterdam had het tonen van dit logo niet mogen verbieden.

Wagensveld werd ontslagen van alle rechtsvervolging. In de uitspraak valt te lezen: “De kantonrechter is net als de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in een vergelijkbare zaak (zie hiervoor onder 4.3) van oordeel dat het beperkende voorschrift van de burgemeester de inhoud van de te openbaren gedachten en gevoelens raakt.”

Volgens de kantonrechter is er sprake van beperking van de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting en het recht op betoging waren echter al wel beperkt door de burgemeester en Wagensveld is niet de enige die zoiets overkomen is.

De uitspraak van de kantonrechter is hier te vinden.

Andere betogingen die onder druk stonden

Verkeerde beslissingen bij aanhouding demonstrerende Feyenoord-supporters

Anti-Wilders demonstranten

Anti-Zwarte Pietdemonstranten

Huisbezoeken bij leden en sympathisanten AZC-alert

Demonstreren tegen koningshuis mag weer niet

Politie arresteert ‘per ongeluk’ republikeinse demonstranten

Groen liberalisme is een verruiming van het klassieke liberalisme door de uitbreiding van de morele cirkel. Die uitbreiding omvat niet-menselijke dieren en toekomstige generaties voelende dieren. Bij zo’n forse vergroting van het aantal morele patiënten neemt de individuele vrijheid van (nu levende) mensen behoorlijk af. Toch is groen liberalisme een vorm van liberalisme. 

Paternalisme betekent dat anderen besluiten wat goed voor jou is en dat anderen hun wil aan jou opleggen. Liberalisme daarentegen gaat uit van de vrijheid van het individu en streeft in politieke vorm naar een zo groot mogelijke vrijheid van allen. Echter, liberalisme heeft een noodzakelijke beperking: omdat die vrijheid voor allen geldt mag de vrijheid van de een niet ten koste gaan van de vrijheid van de ander.

Filosoof John Stuart Mill heeft dit uitgangspunt uitgewerkt tot het zogenaamde niet-schadenprincipe: alles mag zolang je anderen geen schade berokkent. Bij Mill bestond het morele domein uit alleen mensen (antropocentrisme). Groen liberalisme breidt de morele cirkel uit naar alle voelende wezens (sentiëntisme). Dat betekent in concreto dat in groen liberalisme veganisme een morele nullijn is. Immers bij het consumeren van dierlijke producten is leed berokkend aan dieren – en dat is in strijd met het liberale grondprincipe.

Lees verder

Tien tips tegen antisemitisme

Een nog altijd relevant artikel over Israëlkritiek en antisemitisme, afkomstig uit een tijdschrift van de radicaal-linkse organisatie De fabel van de illegaal. De Fabel van de illegaal is opgericht in 1990 en streefde naar een vrije socialistische, feministische en ecologische samenleving. Dit kan volgens de Fabel van de illegaal alleen door middel van een omwenteling op sociale- en bezitsverhoudingen op wereldschaal.”*

Door: Eric Krebbers en Jan Tas

Activisten die vanuit Nederland kritiek willen leveren op de Israëlische staat, moeten goed oppassen om niet in antisemitische redeneringen te vervallen. Daarom hier 10 tips om antisemitisme buiten de deur te houden in discussies, artikelen, pamfletten en demonstraties.

1. Bekritiseer ook altijd de moslimfundamentalisten, en vergoeilijk nooit zelfmoordaanslagen.

De Hamas, Jihad en Hezbollah zijn geen bevrijdingsorganisaties, maar religieuze fascisten. Net als bij het christendom, is het antisemitisme bij de islam van oudsher een centraal element. Moslimfundamentalisten roepen dat alle joden dood moeten en zijn dus extreem antisemitisch. Wie uit anti-imperialistische of andere opportunistische redenen weigert glashelder afstand te nemen van deze fascisten en hun misdadige methoden, legitimeert antisemitisme. Wie de aanslagen op willekeurige Israëlische burgers verzwijgt of die op de een of andere manier begrijpelijk acht of vergoelijkt, onderschrijft de antisemitische redenering erachter dat Israëlische joden altijd schuldig zijn – of ze het nu eens zijn met hun regering of niet -, gewoon omdat ze joden zijn.

2. Neem stelling tegen anti-zionisme.

Anti-zionisten doen het ten onrechte voorkomen alsof het joodse nationalisme, het zionisme, per definitie extreem-rechts is. Maar het zionisme kent in werkelijkheid vele stromingen, ook progressieve. Het anti-zionisme neemt overigens uitsluitend stelling tegen het joodse nationalisme. Het Palestijnse of Arabische nationalisme wordt zelfs omarmd. Maar alle vormen van nationalisme hebben dezelfde reactionaire functies. Allemaal produceren ze mythen om de eenheid van “volkeren” te benadrukken en de onderdrukking te verdoezelen van arbeiders, vrouwen en mensen die niet in het nationalistische ideaalplaatje passen. Via nationalisme spannen elites de bevolking voor hun karretje in de machtsstrijd met andere elites. Daarin verschilt het joodse nationalisme niet wezenlijk van het Arabische, of van het Nederlandse nationalisme. Het is belangrijk om juist het nationalisme in eigen land te bestrijden, en zo niet het risico te lopen de eigen elite een dienst te bewijzen door het bestrijden van het nationalisme van andere landen. Het is daarbij ook nog eens antisemitisch om vanuit Europa juist het joodse nationalisme tot hoofdprobleem te maken. De oplossing ligt in een principieel anti-nationalisme, en steun voor gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse initiatieven voor strijd van onderop van arbeiders, vrouwen en andere onderdrukte groepen.

3. Spreek niet van genocide en noem Israël niet de grootste mensenrechtenschender.

Israël is een van de vele staten wereldwijd waar de mensenrechten ernstig geschonden worden. Ook veel nationale bevrijdingsorganisaties als de PLO schenden de mensenrechten, en blijven dat doen wanneer ze eenmaal over een eigen staat beschikken. Door een aantal staten in het Midden-Oosten, zoals Syrië, Irak en Iran, worden de mensenrechten op massale schaal geschonden. De veel geringere omvang van de Israëlische schendingen rechtvaardigen in geen geval de titel van ’s werelds grootste mensenrechtenschender. Wie desondanks toch alle kritiek eenzijdig op Israël richt, die laadt de verdenking van antisemitisme op zich. Ook de term genocide is overdreven als het gaat om het Israëlische geweld. Jenin is niet vergelijkbaar met Ruanda of Joegoslavië. Daarbij staat Israël niet de systematische uitroeiing van de tegenpartij voor. Dat in tegenstelling tot de moslimfundamentalistische organisaties. Als bijvoorbeeld de Hamas zijn zin zou krijgen, dan gaan alle joden de zee in of aan het gas. Overigens zou de kritiek ook best wat meer gericht mogen worden tegen mensenrechtenschendingen door de Nederlandse staat.

4. Vergelijk Israël nooit met nazi-Duitsland.

De shoah is tot op heden gelukkig een eenmalige gebeurtenis in de menselijke geschiedenis. In nazi-Duitsland werden 6 miljoen joden fabrieksmatig vernietigd. Elke vergelijking met andere massamoorden doet af aan de verschrikkingen van deze onvoorstelbare tegen joden gepleegde misdaad, en is zodoende dus antisemitisch. Wanneer in Europa beweerd wordt dat de shoah net zoiets was als de huidige Israëlische bezettingspolitiek, dan rehabiliteert dat in feite de nazi’s. Dat creëert op den duur ruimte voor de hernieuwde opkomst van extreem-rechts. En de suggestie dat de Israëliërs geen haar beter zouden zijn dan de nazi’s, kan ook met terugwerkende kracht een rechtvaardiging opleveren van de shoah. “Hitler is er een vergeten: Sharon”, zo werd op 13 april 2002 in Amsterdam geroepen.

5. Stel niet “de joden” verantwoordelijk voor de daden van de Israëlische staat.

Het is onzin om “de joden”, “de Palestijnen” of “de Nederlanders” ergens collectief verantwoordelijk voor te stellen. Binnen elk “volk” bestaan altijd grote tegenstellingen. Zo moeten veel joden in Israël en zeker in de diaspora niets hebben van het Israëlische staatsgeweld. Ze hebben er over het algemeen ook weinig invloed op. Wie beweert dat men dan in Israël te weinig protesteert tegen het staatsgeweld, die moet zich realiseren dat, net als in de rest van de wereld, links in Israël in crisis is. Het is antisemitisch om juist weer van joden te eisen dat zij zich collectief houden aan hogere politieke en morele maatstaven. Wie uiteindelijk toch alle joden verantwoordelijk maakt voor het Israëlische staatsgeweld, geeft antisemieten een vrijbrief voor aanslagen op willekeurige joden en joodse doelen.

6. Gebruik geen antisemitische stereotypen.

Door de geschiedenis heen zijn joden steeds afgeschilderd als gewetenloze kinderverkrachters en babymoordenaars, als demonen die bronnen vergiftigen, als gierige bankiers en speculanten, als onproductieve handelaars, en als weke intellectuelen. Wanneer de solidariteitsbeweging met de Palestijnen dit soort typeringen inzet bij kritiek op Israël zal het mobiliserend effect enorm zijn, juist vanwege het overal diepgewortelde antisemitisme. Zo’n beweging heeft dan bij links echter niets meer te zoeken.

7. Wijs ideeën over een pro-Israëlische samenzwering van de hand.

Klassiek antisemitisch zijn ook de veel opduikende suggesties van een pro-Israëlische samenzwering van joden in de politiek, de cultuur, de economie of de media. Of ze nu betrekking hebben op de Nederlandse of wereldwijde context, zulke aantijgingen liggen in het verlengde van de antisemitische “Protocollen van de wijzen van Zion”. In deze begin 1900 verzonnen tekst werd beweerd dat de joden zouden samenzweren om de wereldheerschappij te verkrijgen. Een samenzwering die in cartoons werd voorgesteld als een octopus die de wereld met zijn tentakels in een dodelijke omhelzing houdt. Tegenwoordig is er vaak sprake van een “machtige joodse lobby”, die bijvoorbeeld de media zou beheersen en kritiek op Israël van het scherm en uit de ether zou houden.

8. Noem Israël geen kunstmatige staat.

Sinds het nationalisme in Europa in zwang is gekomen en de mensheid prompt in “volken” werd ingedeeld, worden “de joden” als het tegendeel van een “volk” beschouwd. Antisemitisme is zodoende een vast onderdeel van het nationalisme. “De joden” belichamen in de nationalistische mythologie steevast het kwaadaardige tegendeel van alle goede eigenschappen die het “eigen volk” zouden kenmerken. Terwijl dat “eigen volk” geworteld zou zijn in de aarde van het “eigen land”, zouden de joden eeuwig rondzwerven en nergens thuis horen. Een joodse staat zou volgens die redenering hoe dan ook “kunstmatig” zijn. Het is daarom antisemitisch om te doen alsof de Palestijnen een echte band met hun land hebben en de Israëliërs per definitie niet. De Israëlische staat is even “natuurlijk” of “onnatuurlijk” als iedere andere staat.

9. Stel het bestaansrecht van Israël niet ter discussie.

Het is vanuit radicaal-linkse hoek logisch om het bestaansrecht van staten ter discussie te stellen. Het ligt voor de hand om vooral de eigen staat te bekritiseren. Wie vanuit Europa juist de staat Israël als eerste zou willen opdoeken, die is bevangen door antisemitisme. Israël is immers de staat waar de Europese joden die de shoah overleefden een veilig heenkomen zochten. Nu het antisemitisme wereldwijd weer toeneemt, beschouwen veel joden Israël des te meer als de enige plek waar ze in het uiterste geval nog heen kunnen vluchten. Door het ter discussie stellen van Israël kunnen de onveiligheidsgevoelens bij joden nog toenemen. In plaats daarvan moet links hier in Europa de strijd aangaan met het antisemitisme opdat de joden zich hier thuis en veilig kunnen blijven voelen.

10. Geef nooit Israël de schuld van het antisemitisme.

Antisemitisme is vanzelfsprekend volledig de verantwoordelijkheid van antisemieten. Het antisemitische gedachtegoed is diep geworteld in zowel Europa als de Arabische wereld. Aanvallen op joodse doelen komen al eeuwenlang voor, ook in het Midden-Oosten. Antisemitische opvattingen en aanvallen worden dus niet veroorzaakt door het bestaan van Israël, of door de conflicten tussen Israël en de Palestijnen. Israël is hooguit een nieuw alibi voor antisemieten. Israël verantwoordelijk stellen voor antisemitische opvattingen is het van stal halen van de oude antisemitische mythe dat het uiteindelijk altijd weer “de joden” zijn die achter al het kwaad in de wereld zouden zitten. En dat geldt ook voor het toeschrijven aan de Israëlische geheime dienst Mossad van aanslagen op joodse doelen in de Arabische wereld en Europa.

Bron: doorbraak.eu

Oorspronkelijk gepubliceerd in De fabel van de illegaal 52/53, zomer 2002.

Docu’s: Earthlings en Dominion

Wie kan deze documentaires afkijken? Per dag worden in dit land 1,8 miljoen dieren vermoord, terwijl er voldoende gezondere, plantaardige alternatieven zijn.

Klik hier voor de documentaire “Earthlings”

Klik hier voor de documentaire “Dominion”.

Wie dierlijke producten gebruikt en hiervan wegkijkt erkent daarmee het gruwelijke dierenleed en zou zichzelf af horen te vragen of de voorkeur van de eigen smaakpapillen dit leed rechtvaardigt.

Beeldenstorm 2.0

Of het nu om een standbeeld van twee moslima’s met een hoofddoekje gaat of om een standbeeld van Robert E. Lee: eisen dat standbeelden verdwijnen vanwege gekwetste gevoelens is niets anders dan een pleidooi voor censuur. In Charlottesville hebben extreemlinkse groeperingen aangetoond geen enkele moeite te hebben met de inperking van vrijheden en daar doet de aanwezigheid van neo-nazi’s bij een standbeeld niets aan af. Dat extreemrechts verwerpelijk is behoeft verder geen betoog. Extreemlinks en extreemrechts lijken echter meer op elkaar dan ze zelf willen toegeven.

Het is hypocriet om anderen van onderdrukking te beschuldigen terwijl extreemlinks zelf ook kiest voor het inperken van allerlei vrijheden, en om dat te bereiken desnoods geweld gebruikt. Wie claimt tot het juiste, fatsoenlijke kamp te behoren legt zichzelf daarmee de verplichting op om zich onberispelijk te gedragen. De bewering een moreel superieur mens te zijn gaat nu eenmaal niet samen met onderdrukking, intolerantie, ongenuanceerdheid en fysiek of verbaal geweld.

“Als je wilt dat het heden verschilt van het verleden, bestudeer dan het verleden”

Baruch de Spinoza

Antisemitisme: werkdefinitie omarmen of overnemen? deel 3

Het Europees parlement riep alle lidstaten op, de IHRA-definitie van antisemitisme formeel over te nemen. Tot nu toe hebben Oostenrijk, Roemenië en Engeland dit gedaan.

Eind juni vroeg VVD-kamerlid Dilan Yesilgoz-Zegerius minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk of Nederland het voorbeeld van deze landen gaat volgen, maar de minister zei hierin ‘geen enkele toegevoegde waarde’ te zien aangezien Nederland de werkdefinitie officieel al ‘omarmt.’ De VVD beraadt zich nog of dit antwoord voldoet.

Bron
 

Antisemitisme: de definitie van antisemitisme, deel 2

Op 1 juni 2017 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen ter bestrijding van antisemitisme. Lidstaten moeten de definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA), die op 26 mei 2016 in Boekarest is aangenomen, overnemen in hun wetgeving, voor zover deze nog niet geïmplementeerd is. Tijdens de plenaire vergadering van de International Holocaust Remembrance Alliance in 2016 verklaarden zij de definitie niet wettelijk verbindend, zij hebben immers geen wetgevende macht, maar het Europees Parlement heeft de definitie van antisemitisme van de IHRA wel overgenomen.

Het Europees Parlement heeft een werkdefinitie uitgebracht. Het doel van deze werkdefinitie is te voorzien in een praktische gids om incidenten te herkennen, data te verzamelen, en het ondersteunen van de implementatie en bekrachtiging van antisemitismewetgeving.

Het Europees Parlement heeft deze resolutie formeel aan de Europese Commissie en de Raad van de EU toegezonden. De in de werkdefinitie aangehaalde punten zijn in Nederland praktisch al onderdeel van beleid (art. 137 c, d, e van het Wetboek van Strafrecht), evenals het verbod op Holocaustontkenning. De politie houdt dit al bij en er zijn zelfs informele netwerken binnen de politie die specifiek achter zaken aangaan die de Joodse gemeenschap betreffen (beveiliging, antisemitisme, etc.). Online antisemitisme is net zo strafbaar als offline en moet door een moderator aangepakt worden.

De werkdefinitie van het Europees Parlement:

“Antisemitism is a certain perception of Jews, which may be expressed as hatred toward Jews. Rhetorical and physical manifestations of antisemitism are directed toward Jewish or non-Jewish individuals and/or their property, toward Jewish community institutions and religious facilities.”

“Antisemitisme is een zekere perceptie over Joden, die uitgedrukt kan worden als Jodenhaat. Verbale of fysieke manifestaties van antisemitisme zijn gericht tegen Joodse of niet-Joodse individuen en/of hun eigendommen, tegen instituten van de Joodse gemeenschap en religieuze faciliteiten.”

Ter aanvulling: zulke manifestaties kunnen ook de Israëlische staat als doel hebben, dit is te zien als een Joods collectief. Antisemitisme beschuldigt Joden vaak van de samenzwering de mensheid te willen schaden, en het wordt vaak gebruikt om Joden te beschuldigen van “alles wat fout gaat”. Antisemitisme wordt vormgegeven in woord, geschrift, beeld en acties en maakt gebruik van sinistere stereotypes en negatieve karaktereigenschappen.

Rekening houdend met de algemene context kunnen hedendaagse voorbeelden van antisemitisme in het publieke leven, de media, scholen, werkplekken, en in de religieuze sfeer bevatten (maar zijn niet gelimiteerd tot):

– Oproepen tot, steunen, of rechtvaardigen van het doden of schaden van Joden in naam van een radicale ideologie of een extremistisch beeld van religie.

– Het doen van leugenachtige, mensonterende of stereotyperende beschuldigingen over Joden zoals de macht van Joden als collectief, zoals, vooral maar niet uitsluitend, de mythe over een wereldwijd Joods complot of over Joden die de media, de economie, de regering of andere maatschappelijke instituten controleren.

– Het beschuldigen van Joden als volk dat verantwoordelijk is voor werkelijke of ingebeelde overtredingen begaan door een enkele Joodse persoon of groep, of zelfs voor daden begaan door niet-Joden.

– Het ontkennen van het feit, de strekking, de mechanismen (bv. gaskamers) of de intentie van de genocide op het Joodse volk door nationaal-socialistisch Duitsland en haar aanhangers en medeplichtigen gedurende de Tweede Wereldoorlog (de Holocaust).

– Het beschuldigen van het Joodse volk, of de Israëlische staat, van het uitvinden of overdrijven van de Holocaust.

– Het beschuldigen van Joodse burgers dat zij meer loyaal zijn aan Israël, of aan de beweerde prioriteiten van Joden wereldwijd, dan aan de belangen van hun eigen land.

Voorbeelden van de manieren hoe antisemitisme zich manifesteert met betrekking tot de Israëlische staat, rekening houdend met de algemene context, kunnen inhouden:

– Het ontkennen van het recht van het Joodse volk op hun zelfbeschikking, bijvoorbeeld door te claimen dat het bestaan van een Israëlische staat een racistisch streven is.

– Dubbele normen toepassen door van Israël gedrag te verwachten dat niet verwacht of geëist wordt van enige andere democratische staat.

– Het gebruik van symbolen en beelden die geassocieerd worden met klassiek antisemitisme (bijvoorbeeld claims over Joden die Jezus vermoordden of bloedsprookjes) om Israël of Israëli’s te karakteriseren.

– Vergelijkingen trekken tussen hedendaags Israëlisch beleid en het beleid van de nazi’s.

– Joden collectief verantwoordelijk houden voor de acties van de Israëlische staat.

Kritiek op Israël dat vergelijkbaar is aan kritiek op ieder ander land kan niet beschouwd worden als antisemitisch.

Antisemitische handelingen zijn strafbaar wanneer dit vastgelegd is in de wet (in sommige landen bijvoorbeeld de ontkenning van de Holocaust, of het distribueren van antisemitisch materiaal).

Criminele handelingen zijn antisemitisch van aard als het doel van aanvallen op mensen of eigendommen – zoals gebouwen, scholen, plaatsen van aanbidding en begraafplaatsen – uitgekozen is omdat zij Joods zijn of gelinkt zijn aan Joden (of verondersteld wordt dat zij dat zijn).

Antisemitische discriminatie is het ontkennen/ontnemen van kansen of dienstverlening aan Joden die wel voor anderen beschikbaar zijn. Dit is illegaal in veel landen.

Bronnen:
– Bron: website EU Werkdefinitie antisemitisme
– Bron: website EU Resolutie van het Europees Parlement met als doel de bestrijding van antisemitisme
– Bron: website EU Procedure informatie
– Bron: website IHRA Definitie van de International Holocaust Remembrance Alliance
– Bron: website EU Persbericht van het Europees Parlement met betrekking tot de resolutie over antisemitisme

Antisemitisme: resolutie 2017/2692(RSP), deel 1

Het bestrijden van antisemitisme in de EU.

Op 1 juni 2017 heeft het Europese Parlement een resolutie aangenomen om de lidstaten aan te moedigen meer te doen tegen antisemitisme. Het Europees Parlement verzocht aan de lidstaten maatregelen te treffen om de Joodse bevolking te beschermen en criminaliteit en haat tegen de Joden te bestrijden.

De resolutie stelt onder andere dat racistische motieven tijdens een proces zouden moeten worden beschouwd als een verzwarende omstandigheid. Antisemitische daden die gepleegd worden op het internet zouden moeten worden vervolgd. Ook online platformen zoals zoekmachines, sociale mediakanalen en apps zouden strenger moeten optreden tegen antisemitisme en het zaaien van haat, stellen de Europarlementsleden.

Het Europees Parlement:

    • doet een oproep tot meer effectieve vervolging en grensoverschrijdende samenwerking
    • vraagt lidstaten nationale coördinatoren aan te stellen om antisemitisme aan te pakken
    • doet een oproep om de geschiedenis van de holocaust te onderwijzen op scholen
    • spoort politici aan om antisemitische uitspraken te veroordelen

Het Europees Parlement neemt tevens de definitie van antisemitisme over van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Dit is opgenomen in een werkdefinitie. Lidstaten zouden deze definitie moeten overnemen in hun wetgeving. Zodoende kan een vervolging efficiënter en effectiever verlopen. Volgens deze definitie wordt het delegitimeren van Israël beschouwd als een vorm van antisemitisme.

– Bron: website EU Persbericht Europees Parlement
– Bron: website EU Resolutie Europees Parlement
– Bron website EU Werkdefinitie antisemitisme
– Bron: La droite d’avant Nederlandse vertaling werkdefinitie EU
– Bron: Website EU Legislative observatory
– Bron: Website International Holocaust Remembrance Alliance Definitie antisemitisme IHRA

In een vrije samenleving zijn uitkeringen een recht, geen gift!

Zijn er sociale uitkeringen in een vrije samenleving? Jazeker! En ze zijn beter geregeld dan in onze democratische verzorgingsstaat, schrijft Karel Beckman, auteur van het nieuwe libertarische boek De Staat Voorbij.

Ik was laatst bij een vriend die een volwassen zoon heeft met een stoornis waarvan ik de details achterwege zal laten. De zoon lag in de clinch met de overheid over zijn uitkeringsrechten. “Wat mij betreft hoeft hij helemaal niet te werken”, zei mijn vriend. “Maar dat ben jij natuurlijk niet met me eens”, voegde hij eraan toe.

“Waarom zou ik het daar niet mee eens zijn”, vroeg ik?

“Omdat jij als liberaal of libertariër vindt dat iedereen moet werken voor zijn geld”, antwoordde mijn vriend. “Of niet soms?”

Deze opmerking kwam niet onverwacht, ik heb dit vaker gehoord, maar hij kwam toch binnen. Ik begreep ineens weer waarom de meeste mensen niet enthousiast zijn over het idee van een vrije samenleving. Ze zijn bang dat, zonder de helpende hand van de Staat, de zieken en zwakkeren aan hun lot worden overgelaten.

Dit is niet waar! Natuurlijk is het niet waar. Het feit dat vrijwel iedereen het desalniettemin gelooft, geeft aan hoe goed de Staat erin is geslaagd mensen te laten geloven in zijn onmisbaarheid.

Bedelstaf

Wat klopt er niet aan dit verhaal?

Om te beginnen: burgers in onze samenleving betalen (verplicht) de premies en belastingen waarmee het sociale stelsel wordt betaald. We hebben een gedwongen collectief sociaal stelsel. Het is dus niet de overheid die voor ons zorgt. Wij zorgen voor onszelf. Maar de overheid beheert het systeem: zij bepaalt wie wat moet betalen en wie waarvoor in aanmerking komt.

Het grote verschil is dus niet dat er in een vrije samenleving geen sociale verzekeringen bestaan, maar dat ze vrijwillig worden geregeld, zonder tussenkomst van de Staat.

Ik weet het, voor veel mensen is dit laatste ook al een schrikbeeld. Ze denken dat steun aan zwakkeren dan weer een gift wordt, in plaats van een recht. En dat in een vrijwillig systeem heel veel mensen tot de bedelstaf zullen vervallen. Maar ook dat is een misverstand. Daarover zo meteen meer.

Lees verder

Bron: Mises Instituut Nederland